Interview met mevrouw Frantzen, directeur Dr. Knippenbergcollege

1538

Een interview van Mo Janssen (vwo 4) met mevrouw Frantzen, directeur van het Dr. Knippenbergcollege. Een leuk gesprek over haar carrière en over wat het betekent als je directeur bent van een middelbare school.

U heeft Nederlands gestudeerd, heb ik dat correct?
Ja, dat heb je zeker correct.

Waarom heeft u Nederlands gestudeerd? Had u een idee wat u wilde gaan doen?
Nee. Ik had veel beelden van wat ik wilde worden, maar die liepen nogal uiteen. Ik had wel een droombaan, en dat was psycholoog. Alleen in mijn laatste jaar kwam ik erachter dat ik daar wiskunde voor nodig had. En  dat had ik niet. Dus ik heb een andere studie gepakt. Ik heb gekeken in mijn pakket waar ik goed in was, en besefte dat ik aan mijn eigen taal het meest had. Ik merkte dat ik hier en daar nog grammaticale fouten maakte, en dat ik voordat ik ook maar iets zou willen studeren, ik mijn eigen taal perfect zou willen beheersen. Ik koos ervoor om Nederlands te gaan studeren.

Dus u ziet het eigenlijk een beetje als basis? U heeft een studie Nederlands gevolgd als basis voor andere dingen?
Ik ben echt gaan kijken naar mijn eigen talenten. Wiskunde was voor mij een no-go. Ik voelde me prettig bij Nederlands. Ik verslond boeken, en taal past wel bij me.

Hoe bent u eigenlijk van student Nederlands naar directeur van het Dr. Knippenbergcollege gegaan?
Dat vind ik ook een hele leuke vraag. Ik ben een persoon die heel erg worstelt met de vraag: wanneer ben je gekwalificeerd voor een baan? Er zijn geen opleidingen die je voorbereiden voor de rol van schoolhoofd. Dus wanneer ben je gekwalificeerd om schoolhoofd te zijn? Je mag iets doen als je een papiertje heb gehaald. Ik heb daar een sterke aversie tegen. Als je iets kunt en dat kunt bewijzen dan is dat voldoende startkwalificatie om dat te kunnen doen. Terug naar mijn verhaal. Ik heb mijn studie gedaan en had nog niet het gevoel erbij wat het betekende om docent te zijn. Ik kon mijzelf niet als docent voorstellen. Gaandeweg begon ik dat steeds leuker te vinden en wilde ik er steeds meer verantwoordelijkheid extra. Ook groeide mijn beeld over hoe ik het onderwijs zie. Daardoor ging mijn loopbaanpad rollen.

Waarom zag u zichzelf geen docent worden?
Ik zag mezelf niet op de lange termijn docent zijn. Maar toen ik docent werd wilde ik even inkomen. Er zat geen instructeur meer naast me om mijn hand vast te houden. Ik moest het zelf doen. En toen vond ik het per ongeluk heel erg leuk. Ik vond het geweldig! Ik merkte dat ik het zo leuk vind om met kinderen van 12-18 om te gaan. Om met onderwijs en jongeren bezig zijn. Het was echt fantastisch. Niet alleen maar om les te geven, maar om jullie levenservaringen te geven, om jullie te laten zien dat er meer is dan Helmond. Het vak Nederlands leent zich voor alles. We kunnen discussiëren, teksten behandelen, debatteren. Het is enig. Ik was heerlijk aan het settlen in mijn rol al docent Nederlands. Tot ik na een jaar of 8 dacht: Ik wil meer. Toen werd ik teamleider, maar ik bleef docent Nederlands.

Wat is dat dan precies, teamleider?
Ik was een soort afdelingsleider, maar ik gaf ook nog steeds les. Een halve baan docent en een halve baan teamleider. Zo kon ik op de school waar ik werkte ook meer dingen organiseren, en mijn ideeën over onderwijs door laten klinken. Na 14 jaar wilde ik daar weer iets groters van maken. Na heel lang denken dacht ik zelfs aan een eigen school oprichten. Dat kan, maar dat kost wel wat werk. Na een tijdje besloot ik dat idee op te geven. Toen begon ik te werken bij het Dr. Knippenbergcollege. Hier begon ik als afdelingsleider mavo, daarvoor was ik afdelingsleider havo/vwo, en daarvoor was ik afdelingsleider VMBO basis en kader.

U heeft echt alles gedaan?
Ja, ik heb echt alles gedaan. Ik wilde alle onderwijsniveaus leren kennen. Toen kwam ik hier werken. Anders wist ik niet waar ik over praatte. Toen kwam ik hier werken. Anderhalf jaar nadat ik hier kwam werken kwam er een directeursfunctie vrij. Toen heb ik gesolliciteerd om directeur te worden, en toen is dat ook gebeurd. Ik geloof ook dat je je eigen pad maakt. Een pad kronkelt, en als je zelf kansen pakt dan maak je je eigen pad.

Precies. U had ook niet kunnen solliciteren! Heeft u enige ongelijkheid ervaren in uw reis naar uw functie als directeur?
Nee, helemaal niet. Ik wil alleen niet aangenomen worden omdat ik een vrouw ben. Ik wil aangenomen worden, omdat ik talent heb dat op dat moment ingezet kan worden op de plek waar het nodig is. Het beste is als alles een evenwicht kent van mannen en vrouwen.

U wilt altijd dat er iemand gekozen wordt die het beste bij de baan past? U bent het niet eens met een ‘vrouwenquotum’?
Ik propageer dat niet. Maar ik ben ook niet onbevooroordeeld. Ik werk in een non-profit organisatie. In het onderwijs zijn veel vrouwelijke tonen te vinden. Dus in dit stukje van de maatschappij heb ik geen brede kijk. Ik hoef niet te vechten voor mijn salaris. Mijn collega-directeur op het Carolus Borromeus college verdient evenveel als ik. Dat wordt geregeld via de regering. Mijn salaris staat altijd vast. Dus mijn kijk op deze zaak is wat milder. Ik hoef niks te bevechten, en in het bedrijfsleven is dat anders.

U bent dus directeur. Wat doet u ongeveer als directeur?
In mijn dagen zul je zien dat er onder andere dagelijkse dingen geregeld worden. Corona neemt veel van mijn tijd weg. Je kunt ervan uitgaan dat alle coronameldingen naar mij gemaild worden. Dat belletjes van ouders over hun kinderen over corona naar mij toe gaan, omdat er 1 iemand moet zijn die alle lijnen bewaakt. Er is nu voor gekozen dat ik dat ben. Ik bel met de GGD, en met kinderen. Bij mij moeten mensen bijvoorbeeld ook sneltesten aanvragen. Ik ben een soort coronacoördinator. De andere kant van mijn baan is beleid. De kant om zaken goed te kunnen regelen. Ik kijk mee naar de begroting via de financiële kant, ik neem mensen aan. Sollicitaties horen bij mijn werk. De afdelingsleiders zitten hier een paar keer per week aan de tafel. Dan bespreken we de koers van de school, portefeuilles, internationalisering, de zorgportefeuille, de nieuwe leeromgeving van de mavo. De examenzaken, met de examensecretaris overleggen, met de roostermaker. Etc. Alle mensen die een bepaald werkgebied vertegenwoordigen hebben vaak een voortgangsgesprek met mij. Conciërges komen naar mij. Dus roostermakers, afdelingsleiders, conciërges, etc. Het flexrooster, het nieuwe gebouw. Allebei zaken die binnen dit kantoor geregeld worden. De buitenwereld, andere directeuren, dat gaat allemaal via mij. Dat is de rector. PR, communicatie, open dag. Alles komt hier langs.

Dus iedereen, docenten, afdelingsleiders, komen bij u?
Het is goed dat je het over docenten hebt, want docenten overleggen zaken met hun afdelingsleider. Daar wordt 80% met elkaar afgestemd. Eventueel grotere vraagstukken en lastigere dingen of zaken die de andere afdalingen ook aangaan, die neemt de afdelingsleider door met mij. Die regelen dan weer 80% daarvan en de grote problemen komen dan bij mij. De grotere vraagstukken, en lastigere dingen, die neemt de afdelingsleider met mij door.

Als u zegt: er komt een flexrooster. Is dat dan een hele reële optie als directeur, ook al bent u de enige die er achter staat?
Ja, maar dan zou ik er wel een hele rare werkwijze op nahouden. Het flexrooster is al 4 jaar in ontwikkeling, en daar komt in overleg met collega’s een versie uit die we het meest gewenst vinden. Als 20% daar problemen mee heeft is het zeker reëel om dat voort te zetten. Maar als 80% het een probleem had gevonden dan was de ontwikkeling niet doorgezet. Dat we naar de nieuwbouw gingen, maakte dat we het flexrooster ook nu wilden invoeren. Na al die tijd van voorbereiden weet je nooit of je er klaar genoeg voor bent, we hadden nog wel jaren verder gekund met voorbereiden. Nu weten we dat we nog steeds verder mogen met het ontwikkelen van het flexrooster, het is een proces dat niet snel klaar zal zijn.

Dus het nieuwe gebouw is een soort versnelling geweest?
Ja, en het woord versnelling wil ik veranderen in een kans. Het is niet dat alle toeters en bellen uitgaan omdat het zo’n geweldige kans is, maar we gingen veranderen. We gingen de school extra nieuw inrichten.

Dus we hebben nu een nieuwe school, en u dacht: al het nieuws dat we willen invoeren gaan we nu ook invoeren. Het flexrooster is niet gemaakt omdat we een nieuw gebouw hebben gekregen?
Nee. Voordat ik kwam waren de plannen van de nieuwbouw al bijna klaar. Ik mocht nog bij het laatste stukje van de inrichting meebeslissen. En het flexrooster was al 4 jaar in ontwikkeling met een werkgroep die ging denken wat het beste soort onderwijs is zoals we dat op onze school willen aanbieden. Ik ben pas 2 jaar bezig om met de werkgroep die stappen verder te zetten. Als ik het niet had gewild, maar ik ben er zelf een gelover in. Iets is niet zomaar klaar in een keer, het is een proces. Een reis naar Berlijn duurt een jaar om voor te bereiden, maar zoiets als het flexrooster duurt al wel snel langer.